Vertaling van kennen

Inhoud:

Nederlands
Frans
bekend zijn met, kennen {ww.}
connaître 

wij kennen
jullie kennen
zij kennen

nous connaissons
vous connaissez
ils/elles connaissent
» meer vervoegingen van connaître

Hij lijkt ons te kennen.
Il semble nous connaître.
Blij u te leren kennen, Ken.
Enchantée de te connaître, Ken.
kennis [v], wetenschap [v], kennen {zn.}
connaissance  [v] (la ~)
Kennis is macht.
La connaissance est la puissance.
Ik heb haar ERG goed leren kennen.
J'ai vraiment BIEN fait sa connaissance.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Frans

We kennen hem.

On le connaît.

We kennen elkaar niet.

Nous ne nous connaissons pas.

We kennen hem niet.

Nous ne le connaissons pas.

We kennen haar niet.

Nous ne la connaissons pas.

Vanwaar kennen jullie elkaar?

D'où vous connaissez-vous ?

We kennen elkaar al.

Nous nous connaissons déjà.

We kennen hem niet.

Nous ne le connaissons pas.

We kennen haar niet.

Nous ne la connaissons pas.

Waar kennen jullie elkaar van?

D'où vous connaissez-vous ?

Hij lijkt ons te kennen.

Il semble nous connaître.

Kennen jullie mijn broer Masao?

Connaissez-vous mon frère Masao ?

Heel veel mensen kennen hem.

De très nombreuses personnes le connaissent.

Blij u te leren kennen, Ken.

Enchantée de te connaître, Ken.

Ik heb haar ERG goed leren kennen.

J'ai vraiment BIEN fait sa connaissance.

Ze kennen elkaar niet erg goed.

Ils ne se connaissent pas très bien.


Gerelateerd aan kennen

synoniemen

bekend zijn met - kennis - wetenschap