Vertaling van leraar

Inhoud:

Nederlands
Frans
instructeur [m], leraar [m], onderwijzer [m], meester {zn.}
instituteur  [m] (l' ~)
Hij is leraar.
Il est instituteur.
Ik ben geen dokter, maar een leraar.
Je ne suis pas médecin, mais instituteur.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Frans

Ik ben ook leraar.

Je suis également enseignant.

Hij is leraar.

Il est instituteur.

Mijn broer is leraar.

Mon frère est un professeur.

Wie is jouw leraar?

Qui est ton institutrice ?

Wie is jouw leraar?

Qui est ton institutrice ?

Ik ben geen leraar.

Je ne suis pas un enseignant.

Hij wordt een goede leraar.

Il sera un bon professeur.

Ik zal jouw leraar zijn.

Je serai ton maître.

Meneer Brown is onze leraar Engels.

Mr Brown est notre professeur d'anglais.

Mijn leraar Chinees is een man.

Mon professeur de chinois est un homme.

Ik ben geen dokter, maar een leraar.

Je ne suis pas médecin, mais instituteur.

Ik ben geen dokter, maar leraar.

Je ne suis pas médecin, mais instituteur.

Ik droom ervan een leraar te worden.

Je rêve de devenir enseignante.

Onze leraar spreekt soms te snel.

Notre institutrice parle parfois trop vite.

De leerlingen gehoorzaamden hun leraar niet.

Les élèves ont désobéi à leur institutrice.


Gerelateerd aan leraar

instructeur - onderwijzer - meester