aard [m], geaardheid [v], natuur [v], karakter [o], wezen [o] {zn.}
Heeft een hond een Boeddha-natuur of niet?
Un chien a-t-il la nature de Bouddha ?
Haaien staan bekend om hun bloeddorstig karakter.
Les requins ont une mauvaise réputation à cause de leur nature assoiffée de sang.