Vertaling van opbreken
Inhoud:
Nederlands
Frans
afbreken, opbreken, opheffen, staken, stelpen, stoppen, stopzetten {ww.}
ik zal opbreken
jij zult opbreken
hij/zij/het zal opbreken
j'arrêterai
tu arrêteras
il/elle arrêtera
» meer vervoegingen van arrêter
Ge zoudt moeten stoppen met roken.
Vous devriez arrêter de fumer.