Vertaling van opharken

Inhoud:

Nederlands
Frans
harken, aanharken, opharken, uitkammen {ww.}
râteler 

ik zal opharken
jij zult opharken
hij/zij/het zal opharken

je râtellerai
tu râtelleras
il/elle râtellera
» meer vervoegingen van râteler



Gerelateerd aan opharken

harken - aanharken - uitkammen