Vertaling van opsplitsen

Inhoud:

Nederlands
Frans
afbreken, delen, splitsen, opsplitsen, verdelen {ww.}
partager 
débiter 
diviser 

ik zal opsplitsen
jij zult opsplitsen
hij/zij/het zal opsplitsen

je partagerai
tu partageras
il/elle partagera
» meer vervoegingen van partager

Je moet je werk met anderen delen.
Tu dois partager ton travail avec les autres.


Gerelateerd aan opsplitsen

afbreken - delen - splitsen - verdelen