Vertaling van paar

Inhoud:

Nederlands
Frans
duo [o], stelletje [o], koppel, paar, span, stel, tweetal {zn.}
couple  [m] (le ~)
paire  [v] (la ~)
Ik kocht een paar laarzen.
J'achetai une paire de bottes.
Het paar besloot een wees te adopteren.
Le couple décida d'adopter un orphelin.
verzamelen, bijeenbrengen, bijeengaren, bijeenkrijgen, rapen, samenbrengen, verenigen, vergaren, paren, vergaderen, accumuleren, ophopen, opeenhopen {ww.}
accumuler 

ik paar

j'accumule
» meer vervoegingen van accumuler

gemeenschap hebben, paren {ww.}
s'accoupler 
paren {ww.}
apparier

ik paar

j'apparie
» meer vervoegingen van apparier



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Frans

Ik kocht een paar laarzen.

J'achetai une paire de bottes.

Hij veranderde een paar woorden.

Il a changé quelques mots.

Ze kocht twee paar sokken.

Elle a acheté deux paires de chaussettes.

Een paar jongens kwamen het klaslokaal binnen.

Quelques garçons entrèrent dans la classe.

Kunt u ons een paar voorbeelden geven?

Donnez-nous des exemples s'il vous plait.

Het paar besloot een wees te adopteren.

Le couple décida d'adopter un orphelin.

Hij had een paar potloden moeten kopen.

Il aurait dû acheter quelques stylos.

Tom neemt een paar dagen vrij.

Tom prend quelques jours de congé.

We zijn waarschijnlijk een paar dagen weg.

Nous serons probablement partis pour quelques jours.

Mag ik een paar vragen stellen?

Puis-je poser quelques questions ?

De telefoon ging een paar keer over.

Le téléphone a sonné plusieurs fois.

Hij heeft Europa een paar keer bezocht.

Il a visité l'Europe plusieurs fois.

Ze is een paar keer naar Hawaï geweest.

Elle est allée à Hawaii plusieurs fois.

Ik heb zelf ook al een paar keer parkeerboetes betaald.

J'ai moi-même payé des tas de fois des amendes pour stationnement interdit.

De klokken luidden, terwijl het paar de kerk verliet.

Les cloches retentirent tandis que le couple quittait l'église.