Vertaling van plakken

Inhoud:

Nederlands
Frans
plakken, resideren, verblijf houden, vertoeven, wijlen, verwijlen {ww.}
demeurer 

wij plakken
jullie plakken
zij plakken

nous demeurons
vous demeurez
ils/elles demeurent
» meer vervoegingen van demeurer

kleven, pakken, plakken, elkaar aantrekken {ww.}
adhérer 

wij plakken
jullie plakken
zij plakken

nous adhérons
vous adhérez
ils/elles adhèrent
» meer vervoegingen van adhérer

lijmen, hechten, plakken {ww.}
coller 

wij plakken
jullie plakken
zij plakken

nous collons
vous collez
ils/elles collent
» meer vervoegingen van coller



Gerelateerd aan plakken

resideren - verblijf houden - vertoeven - wijlen - verwijlen - kleven - pakken - elkaar aantrekken - lijmen - hechten