Vertaling van razen

Inhoud:

Nederlands
Frans
brommen, gonzen, razen, snorren, suizelen, suizen, tuiten, zoemen {ww.}
ronronner 
bourdonner 

wij razen
jullie razen
zij razen

nous ronronnons
vous ronronnez
ils/elles ronronnent
» meer vervoegingen van ronronner

foeteren, fulmineren, razen, tieren, uitvaren {ww.}
se déchaîner


Gerelateerd aan razen

brommen - gonzen - snorren - suizelen - suizen - tuiten - zoemen - foeteren - fulmineren - tieren - uitvaren