Vertaling van rekenen

Inhoud:

Nederlands
Frans
calculeren, rekenen, berekenen, tellen, uitrekenen {ww.}
compter 
calculer 

wij rekenen
jullie rekenen
zij rekenen

nous comptons
vous comptez
ils/elles comptent
» meer vervoegingen van compter

Hij kan niet tellen.
Il ne sait pas compter.
Mijn zoon kan al tot honderd tellen.
Mon fils sait déjà compter jusqu'à cent.
eisen, opeisen, rekenen, vereisen, vergen, voorschrijven, vorderen {ww.}
exiger 
demander 

wij rekenen
jullie rekenen
zij rekenen

nous exigeons
vous exigez
ils/elles exigent
» meer vervoegingen van exiger



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Frans

Op hem kan je rekenen.

Vous pouvez compter sur lui.

Je kan wanneer dan ook op me rekenen.

Vous pouvez compter sur moi à tout moment.


Gerelateerd aan rekenen

calculeren - berekenen - tellen - uitrekenen - eisen - opeisen - vereisen - vergen - voorschrijven - vorderen