Vertaling van rennen

Inhoud:

Nederlands
Frans
hardlopen, hollen, rennen, snellen {ww.}
courir 

wij rennen
jullie rennen
zij rennen

nous courons
vous courez
ils/elles courent
» meer vervoegingen van courir

Ik kan rennen.
Je sais courir.
Ik kan rennen.
Je peux courir.
hardlopen, hollen, racen, rennen, snellen, sprinten {ww.}
s'élancer 
se précipiter 
ren (mv. rennen) {zn.}
course  [m] (le ~)


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Frans

Ik kan rennen.

Je sais courir.

Ik kan rennen.

Je peux courir.

Ik heb hem zien rennen.

Je l'ai vu courir.

Hij probeerde de robot te laten rennen.

Il a essayé de faire marcher le robot.

Ik ben te moe om te rennen.

Je suis trop fatigué pour courir.


Gerelateerd aan rennen

hardlopen - hollen - snellen - racen - sprinten - ren