Vertaling van samenbrengen
Inhoud:
Nederlands
Frans
verzamelen, bijeenbrengen, bijeengaren, bijeenkrijgen, rapen, samenbrengen, verenigen, vergaren, paren, vergaderen, accumuleren, ophopen, opeenhopen {ww.}
ik zal samenbrengen
jij zult samenbrengen
hij/zij/het zal samenbrengen
j'accumulerai
tu accumuleras
il/elle accumulera
» meer vervoegingen van accumuler
ik zal samenbrengen
jij zult samenbrengen
hij/zij/het zal samenbrengen
j'accouplerai
tu accoupleras
il/elle accouplera
» meer vervoegingen van accoupler