Vertaling van schik

Inhoud:

Nederlands
Frans
schik, vermaak, amusement {zn.}
récréation  [v] (la ~)
distraction  [v] (la ~)
détente  [v] (la ~)
amusement  [m] (l' ~)
gelegen komen, passen, schikken, uitkomen, voegen, betamen {ww.}
convenir 

ik schik

je conviens
» meer vervoegingen van convenir

inrichten, regelen, ruimen, opruimen, schikken, terechtbrengen {ww.}
ranger 
régler 
ordonner 

ik schik

je range
» meer vervoegingen van ranger

accommoderen, schikken, aanpassen, richten, assimileren, plooien, voegen, zich aanpassen, zich schikken {ww.}
s'adapter 
s'ajuster 
Hij kon zich niet aan nieuwe omstandigheden aanpassen.
Il n'a pas pu s'adapter à de nouvelles circonstances.