Vertaling van snoep

Inhoud:

Nederlands
Frans
zoetigheid [v], snoep, snoepgoed, zoet {zn.}
friandise  [v] (la ~)
lekkernij [v], versnapering [v], snoep, snoepgoed {zn.}
friandise  [v] (la ~)
snoepen {ww.}
se délecter 
savourer 

ik snoep

je savoure
» meer vervoegingen van savourer



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Frans

Mijn zus houdt van snoep.

Ma sœur aime les sucreries.

Snoep niet tussen de maaltijden.

Ne mange pas de sucreries entre les repas.

Ik heb liever koekjes of snoep dan alcohol, maar ik drink wel.

Je préfère les biscuits ou les bonbons à l'alcool, cela dit j'en bois quand même.


Gerelateerd aan snoep

zoetigheid - snoepgoed - zoet - lekkernij - versnapering - snoepen