Vertaling van ten val brengen

Inhoud:

Nederlands
Frans
brengen, voorleiden {ww.}
amener 

wij brengen
jullie brengen
zij brengen

nous amenons
vous amenez
ils/elles amènent
» meer vervoegingen van amener

brengen, dragen, voeren, voorhebben {ww.}
porter 

wij brengen
jullie brengen
zij brengen

nous portons
vous portez
ils/elles portent
» meer vervoegingen van porter

ruïneren, te gronde richten, ten val brengen, verderven {ww.}
abîmer 
abaisser 
kantelen, omgooien, omkeren, omvergooien, ten val brengen {ww.}
renverser 
aandragen, bezorgen, brengen, aanbrengen {ww.}
apporter 
amener 

wij brengen
jullie brengen
zij brengen

nous apportons
vous apportez
ils/elles apportent
» meer vervoegingen van apporter

besturen, brengen, leiden, geleiden, voeren {ww.}
conduire 
diriger 
mener 
aboutir 

wij brengen
jullie brengen
zij brengen

nous conduisons
vous conduisez
ils/elles conduisent
» meer vervoegingen van conduire

accommoderen, adapteren, aanpassen, conformeren, aanbrengen {ww.}
ajuster 
adapter 

wij brengen aan
jullie brengen aan
zij brengen aan

nous ajustons
vous ajustez
ils/elles ajustent
» meer vervoegingen van ajuster

verzamelen, bijeenbrengen, bijeengaren, bijeenkrijgen, rapen, samenbrengen, verenigen, vergaren, paren, vergaderen, accumuleren, ophopen, opeenhopen {ww.}
accumuler 

wij brengen bijeen
jullie brengen bijeen
zij brengen bijeen

nous accumulons
vous accumulez
ils/elles accumulent
» meer vervoegingen van accumuler

aanbrengen, aangeven, klikken, verklikken {ww.}
dénoncer 
livrer 
accuser 

wij brengen aan
jullie brengen aan
zij brengen aan

nous dénonçons
vous dénoncez
ils/elles dénoncent
» meer vervoegingen van dénoncer

bijbrengen, instrueren, leren, scholen {ww.}
apprendre 
instruire 
enseigner 

wij brengen bij
jullie brengen bij
zij brengen bij

nous apprenons
vous apprenez
ils/elles apprennent
» meer vervoegingen van apprendre

Ik wil leren zwemmen.
Je veux apprendre à nager.
Ik wil graag Frans leren.
Je veux apprendre le français.
aaneenvoegen, bijeenbrengen, samenbrengen, verenigen {ww.}
joindre 
accoupler 

wij brengen bijeen
jullie brengen bijeen
zij brengen bijeen

nous joignons
vous joignez
ils/elles joignent
» meer vervoegingen van joindre

bijeenbrengen, meebrengen, meenemen, medenemen, medebrengen {ww.}
apporter 
emporter 
prendre avec soi

wij brengen bijeen
jullie brengen bijeen
zij brengen bijeen

nous apportons
vous apportez
ils/elles apportent
» meer vervoegingen van apporter

aanbrengen, melden, overbrengen, verslaan, verslag uitbrengen {ww.}
rapporter 

wij brengen aan
jullie brengen aan
zij brengen aan

nous rapportons
vous rapportez
ils/elles rapportent
» meer vervoegingen van rapporter

aanbrengen, werven, aanwerven {ww.}
enrôler 
gagner 
recruter 
s'adjoindre des aides

wij brengen aan

aandoen, aantrekken, opleggen, opbrengen, aanbrengen {ww.}
appliquer 
imposer 
mettre 
revêtir 

wij brengen aan
jullie brengen aan
zij brengen aan

nous appliquons
vous appliquez
ils/elles appliquent
» meer vervoegingen van appliquer