Vertaling van uitlaten

Inhoud:

Nederlands
Frans
loslaten, lossen, tappen, uitlaten, vieren, weglaten {ww.}
lâcher 
répandre 
dégager 

ik zal uitlaten
jij zult uitlaten
hij/zij/het zal uitlaten

je lâcherai
tu lâcheras
il/elle lâchera
» meer vervoegingen van lâcher

uitgeleide doen, uitlaten {ww.}
reconduire 

ik zal uitlaten
jij zult uitlaten
hij/zij/het zal uitlaten

je reconduirai
tu reconduiras
il/elle reconduira
» meer vervoegingen van reconduire

nalaten, uitlaten, verzaken, verzuimen, weglaten {ww.}
omettre 

ik zal uitlaten
jij zult uitlaten
hij/zij/het zal uitlaten

j'omettrai
tu omettras
il/elle omettra
» meer vervoegingen van omettre

afrijden, uitlaten {ww.}
promener 

ik zal uitlaten
jij zult uitlaten
hij/zij/het zal uitlaten

je promènerai
tu promèneras
il/elle promènera
» meer vervoegingen van promener



Gerelateerd aan uitlaten

loslaten - lossen - tappen - vieren - weglaten - uitgeleide doen - nalaten - verzaken - verzuimen - afrijden