Vertaling van vertellen
wij vertellen
jullie vertellen
zij vertellen
nous contons
vous contez
ils/elles content
» meer vervoegingen van conter
wij vertellen
jullie vertellen
zij vertellen
nous racontons
vous racontez
ils/elles racontent
» meer vervoegingen van raconter
Voorbeelden in zinsverband
Ik zal het niemand vertellen.
Je ne le dirai à personne.
Ik heb je iets te vertellen.
J'ai quelque chose à te dire.
Trouwens, ik heb je iets te vertellen.
Au fait, j'ai quelque chose à te dire.
Ik zal jou mijn verhaal vertellen.
Je vous dirai mon histoire.
Ze wilde echt het verhaal vertellen.
Elle voulait vraiment dévoiler le secret.
Wilde je me over vrijheid vertellen?
Tu voulais me parler de liberté ?
Ik heb je iets te vertellen. Ik ben je broer.
J'ai quelque chose à te dire. Je suis ton frère.
Ik vind het belangrijk om de waarheid te vertellen.
Je pense qu'il est important de dire la vérité.
Deze eindeloze zakenreizen vertellen veel over zijn huwelijk.
Ces interminables voyages d'affaires pèsent sur son mariage.
Vroeg of laat zal hij me alles vertellen.
Il finira tôt ou tard par tout me dire.
Sorry, ik kan jou mijn naam niet vertellen. Het is te onfatsoenlijk.
Désolé, je ne peux pas vous dire mon nom. C'est trop indécent.
Wat er ook gebeurt, ik zal er niemand iets over vertellen.
Quoi qu'il se passe, j'en parlerai à personne.
Kun je me meer over jezelf vertellen?
Parle-moi de toi
Zij kan zonder blikken of blozen de meest schandalige leugen vertellen.
Elle peut dire le mensonge le plus éhonté sans ciller.
Zou u me kunnen vertellen hoe ik bij het station kom?
Pourriez-vous m'indiquer le chemin de la gare ?