Vertaling van vertrek

Inhoud:

Nederlands
Frans
vertrek [o] {zn.}
départ  [m] (le ~)
disparition  [v] (la ~)
Hij besloot zijn vertrek uit te stellen.
Il a décidé de reporter son départ.
afrit [m], afvaart [v], vertrek [o] {zn.}
départ  [m] (le ~)
kamer [v], lokaal [o], vertrek [o] {zn.}
chambre  [v] (la ~)
pièce  [v] (la ~)
salle  [v] (la ~)
local  [m] (le ~)
Hij verliet de kamer.
Il quitta la pièce.
Kamer te huur.
Chambre à louer.
afgaan, vertrekken, weggaan, zich verwijderen {ww.}
partir 
s'en aller 
Waarom wil je vandaag weggaan?
Pourquoi veux-tu partir aujourd'hui ?
U kunt maar beter weggaan.
Maintenant, vous feriez mieux de partir.
starten, vertrekken {ww.}
partir 
démarrer 

ik vertrek

je pars
» meer vervoegingen van partir

De motor wou niet starten.
Le moteur ne voulait pas démarrer.
We gaan morgen vertrekken.
Nous allons partir demain.
twijnen, verbuigen, verdraaien, vertrekken, wringen, verwringen {ww.}
tordre 

ik vertrek

je tords
» meer vervoegingen van tordre

afrijden, uitlopen, uitvaren, vertrekken, wegrijden {ww.}
partir 

ik vertrek

je pars
» meer vervoegingen van partir

Wanneer ben je klaar om te vertrekken?
Quand seras-tu prêt à partir ?
Je moet nu niet vertrekken.
Vous ne devez pas partir tout de suite.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Frans

Morgenochtend vertrek ik naar Londen.

Je pars pour Londres demain matin.

Ik vertrek naar Parijs morgen.

Je pars pour Paris demain.

Ik vertrek voor een aantal dagen.

Je m'éloigne de la ville pour quelques jours.

Hij besloot zijn vertrek uit te stellen.

Il a décidé de reporter son départ.

Ik wil je nog zien voor ik naar Europa vertrek.

J'aimerais te voir avant de partir pour l'Europe.

Daarna vertrek ik, maar dan realiseer ik me dat ik m'n rugzak bij hen thuis heb laten liggen.

Après ça, je pars, mais je me rends compte que j'ai oublié mon sac chez eux.