Vertaling van vertrekken
wij vertrekken
jullie vertrekken
zij vertrekken
nous partons
vous partez
ils/elles partent
» meer vervoegingen van partir
wij vertrekken
jullie vertrekken
zij vertrekken
nous tordons
vous tordez
ils/elles tordent
» meer vervoegingen van tordre
wij vertrekken
jullie vertrekken
zij vertrekken
nous partons
vous partez
ils/elles partent
» meer vervoegingen van partir
Voorbeelden in zinsverband
We gaan morgen vertrekken.
Nous allons partir demain.
Je moet nu niet vertrekken.
Vous ne devez pas partir tout de suite.
Wanneer ben je klaar om te vertrekken?
Quand seras-tu prêt à partir ?
Waarvandaan vertrekken de bussen naar het vliegveld?
D'où partent les bus de l'aéroport ?
Ze gaan vertrekken naar New York.
Ils sont partis pour New York.
Het houdt juist op met regenen, laat ons dus vertrekken.
La pluie vient juste de cesser. Nous pouvons partir.
In geval dat het regent, zal ik niet vertrekken.
Au cas où il pleuvrait, je n'y vais pas.
Laat ons vertrekken van zodra hij terug is.
Partons dès qu'il est revenu.