Vertaling van voegen

Inhoud:

Nederlands
Frans
gelegen komen, passen, schikken, uitkomen, voegen, betamen {ww.}
convenir 

wij voegen
jullie voegen
zij voegen

nous convenons
vous convenez
ils/elles conviennent
» meer vervoegingen van convenir

accommoderen, schikken, aanpassen, richten, assimileren, plooien, voegen, zich aanpassen, zich schikken {ww.}
s'adapter 
s'ajuster 
Hij kon zich niet aan nieuwe omstandigheden aanpassen.
Il n'a pas pu s'adapter à de nouvelles circonstances.
betamen, horen, behoren, passen, voegen {ww.}
être décent 
naad, voeg (mv. voegen) {zn.}
joint  [m] (le ~)