Vertaling van vroeg
ik vroeg
jij vroeg
hij/zij/het vroeg
je demandais
tu demandais
il/elle demandait
» meer vervoegingen van demander
ik vroeg
jij vroeg
hij/zij/het vroeg
je demandais
tu demandais
il/elle demandait
» meer vervoegingen van demander
ik vroeg
jij vroeg
hij/zij/het vroeg
j'invitais
tu invitais
il/elle invitait
» meer vervoegingen van inviter
Voorbeelden in zinsverband
Ze staat vroeg op.
Elle se lève tôt.
Mijn grootvader staat vroeg op.
Mon grand-père se réveille tôt.
Morgen sta ik vroeg op.
Je me lèverai tôt demain.
Ze vroeg mij om hulp.
Elle m'a demandé de l'aide.
Oude mensen worden vroeg wakker.
Les personnes âgées se lèvent tôt.
Hij vroeg mij om hulp.
Il m'a demandé de l'aide.
Ik wilde niet vroeg opstaan.
Je ne voulais pas me lever tôt.
Mijn vader staat vroeg op.
Mon père se lève tôt.
Hij vroeg om mijn raad.
Il m'a demandé conseil.
Hij staat niet vroeg op.
Il ne se lève pas tôt.
Hij vroeg me waar mijn oom woonde.
Il m'a demandé où vivait mon oncle.
Ik vroeg Mike om me te helpen.
J’ai demandé à Mike de m’aider.
Nee. Ik moet helaas weer vroeg terug.
Non. Je suis désolé, je dois rentrer de bonne heure.
Ik vroeg hem waar hij heen ging.
Je lui ai demandé où il allait.
Je moet vroeg naar huis gaan.
Vous devriez rentrer tôt à la maison.