Vertaling van waar

Inhoud:

Nederlands
Frans
waar, handelswaar, koopwaar {zn.}
marchandise  [v] (la ~)
waar {vr. vnw.}
où 
waar, handelswaar {zn.}
marchandise  [v] (la ~)
produit  [m] (le ~)
denrée  [v] (la ~)
waar {bw.}
où 
echt, eigenlijk, heus, waar, waarachtig {bn.}
vrai 
réel 
véritable 
dolen, dwalen, ronddolen, ronddwalen, waren, zwerven {ww.}
rôder 
vaguer 
errer 

ik waar

je vague
» meer vervoegingen van vaguer



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Frans

Waar is hij?

Où est-il ?

Waar is Tom geboren?

Où Tom est-il né ?

Waar is het busstation?

Où se trouve la gare routière ?

Waar gaat ge naartoe?

Où vous rendez-vous ?

Waar is het treinstation?

Où est la gare ?

Waar was de politie?

Où se trouvait la police ?

Helaas is het waar.

C'est malheureusement vrai.

Naar waar gaan we?

Où va-t-on ?

Waar zijn je autosleutels?

Où sont vos clés de voiture ?

Waar kom je vandaan?

Vous venez d'où ?

Waar is de bibliotheek?

Où se trouve la bibliothèque ?

Ook dat is waar.

C'est vrai aussi.

Waar zijn uw ogen?

Où sont tes yeux ?

Waar zijn wij?

Où sommes-nous ?

Dat is niet waar.

C'est pas vrai.


Gerelateerd aan waar

synoniemen

handelswaar - koopwaar - echt - eigenlijk - heus - waarachtig - dolen - dwalen - ronddolen - ronddwalen - waren - zwerven