Vertaling van wakker
Voorbeelden in zinsverband
Ze werd wakker.
Elle se réveilla.
Ga Mary wakker maken.
Va réveiller Marie.
Oude mensen worden vroeg wakker.
Les personnes âgées se lèvent tôt.
Meneer Jordan werd plots wakker.
M. Jordan s'est réveillé soudainement.
Is de baby wakker geworden?
Le bébé s'est-il réveillé ?
Op dat moment was ik nog wakker.
À ce moment-là, j'étais encore éveillé.
Toen ik wakker werd, was ik verdrietig.
Quand je me suis réveillé j'étais triste.
Maak me wakker om zeven uur.
Réveille-moi à sept heures.
Je moet geen slapende honden wakker maken.
Il ne faut pas réveiller le chien qui dort.
Toen ik wakker werd, sneeuwde het.
Quand je me suis réveillé, il neigeait.
Toen ik vanochtend wakker werd, voelde ik me ziek.
Lorsque je me suis réveillée ce matin, je me suis sentie malade.
Toen ik wakker werd, was het bijna middag.
Il était presque midi quand je me suis réveillé.
Ze was bang de baby wakker te maken.
Elle craignait de réveiller le bébé.
Ik werd wakker en zag een inbreker in mijn kamer.
Quand je me suis réveillé, j'ai trouvé un cambrioleur dans ma chambre.
Het is veel beter wakker te worden van de vogels dan van de wekker.
C'est beaucoup mieux d'être réveillé par les oiseaux que par un réveil.