Vertaling van werken

Inhoud:

Nederlands
Frans
effect sorteren, uitwerking hebben, werken, uitwerken {ww.}
opérer 
être efficace 
agir 

wij werken
jullie werken
zij werken

nous opérons
vous opérez
ils/elles opèrent
» meer vervoegingen van opérer

functioneren, het doen, in zijn werk gaan, werken {ww.}
fonctionner 

wij werken
jullie werken
zij werken

nous fonctionnons
vous fonctionnez
ils/elles fonctionnent
» meer vervoegingen van fonctionner

arbeiden, werken {ww.}
travailler 

wij werken
jullie werken
zij werken

nous travaillons
vous travaillez
ils/elles travaillent
» meer vervoegingen van travailler

Tom weigert te werken.
Tom refuse de travailler.
Een mens moet werken.
Un homme doit travailler.
afwisselen, variëren, werken {ww.}
varier 
différer 

wij werken
jullie werken
zij werken

nous varions
vous variez
ils/elles varient
» meer vervoegingen van varier

boekwerk [o], geschrift, opus, pennevrucht, werk (mv. werken) [o], kunstwerk {zn.}
œuvre  [m] (le ~)
werk (mv. werken) [o], werkstuk {zn.}
ouvrage [m] (l' ~)
œuvre  [m] (le ~)
arbeid [m], emplooi [o], werk (mv. werken) [o], karwei {zn.}
ouvrage  [m] (l' ~)


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Frans

Een mens moet werken.

Un homme doit travailler.

Veel studenten werken deeltijds.

Beaucoup d'étudiants font des boulots à temps partiel.

Het zal niet werken.

Ça ne marchera pas.

Letterlijke vertalingen werken niet.

Les traductions littérales ne fonctionnent pas.

Tom weigert te werken.

Tom refuse de travailler.

Ga door met werken!

Poursuivez votre travail.

Vandaag moet ge niet werken.

Tu n'as pas à travailler aujourd'hui.

Ik moest op zondag werken.

Je dus travailler dimanche.

Ze ging door met werken.

Elle a continué de travailler.

Je moet heel hard werken.

Vous devez travailler très dur.

Ze werken niet eens een beetje.

Ils ne travaillent pas même un peu.

Honderden mensen werken in die fabriek.

Des centaines de personnes travaillent dans cette usine.

Ik wil onder deze omstandigheden niet werken.

Je ne veux pas travailler dans de telles conditions.

Ze begint om zeven uur met werken.

Elle commence son travail à sept heures.

Het is te warm om te werken.

Il fait trop chaud pour travailler.