Vertaling van wonen

Inhoud:

Nederlands
Frans
gevestigd zijn, huizen, resideren, wonen {ww.}
habiter 
loger 
demeurer 

wij wonen
jullie wonen
zij wonen

nous habitons
vous habitez
ils/elles habitent
» meer vervoegingen van habiter

Ik zou graag in Frankrijk wonen.
J'aimerais habiter en France.
Ik weet mijn adres nog niet, ik ga een tijdje bij mijn vriendin wonen.
Je ne connais pas encore mon adresse, je vais habiter un temps chez mon amie.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Frans

Waar wonen jullie allemaal?

Où vivez-vous tous ?

Ze wonen in de buurt.

Ils vivent à proximité.

Mijn ouders wonen in Kioto.

Mes parents habitent à Kyoto.

Hij weet waar we wonen.

Il sait où nous habitons.

In Alaska wonen miljoenen wilde dieren.

Des millions d'animaux sauvages vivent en Alaska.

Wij wonen in de Verenigde Staten.

Nous vivons aux États-Unis.

Wonen er veel mensen in jouw stad?

Est-ce que la ville où vous habitez est très peuplée ?

We wonen dicht bij het station.

Nous habitons près de la gare.

Ik zou graag in Frankrijk wonen.

J'aimerais habiter en France.

Je kan niet op dat eiland wonen.

On ne peut pas vivre sur cette île.

Mijn ouders wonen op het platteland.

Mes parents vivent à la campagne.

Hij kwam in mijn buurt wonen.

Il a déménagé dans le voisinage.

We wonen in de buurt van een grote bibliotheek.

Nous résidons à proximité d'une grande bibliothèque.

Het is onmogelijk op dat eiland te wonen.

Il est impossible de vivre sur cette île.

Ik zou graag in New York willen wonen.

J'aimerais vivre à New York.


Gerelateerd aan wonen

gevestigd zijn - huizen - resideren