Vertaling van zeggen

Inhoud:

Nederlands
Frans
zeggen, woord [o] {zn.}
propos  [m] (le ~)
opgeven, zeggen {ww.}
dire 

wij zeggen
jullie zeggen
zij zeggen

nous disons
vous dites
ils/elles disent
» meer vervoegingen van dire

Mag ik iets zeggen?
Puis-je dire quelque chose ?
Ik wil graag ja zeggen, maar...
J'aimerais dire oui, mais...


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Frans

Hij kan zoiets zeggen.

Il peut dire de telles choses.

Mag ik iets zeggen?

Puis-je dire quelque chose ?

Dat moest ík zeggen!

C'est ma réplique !

Hoe durf je zoiets zeggen?

Comment oses-tu dire une telle chose.

Je kan niet "nee" zeggen.

Tu ne peux pas dire "Non."

Ik heb hierover niets verder te zeggen.

Je n'ai rien de plus à dire.

Hij beloofde dat tegen niemand te zeggen.

Il promit de ne le dire à quiconque.

Ik wil graag ja zeggen, maar...

J'aimerais dire oui, mais...

Ge zoudt altijd de waarheid moeten zeggen.

On devrait toujours dire la vérité.

Ik weet gewoonweg niet wat te zeggen...

Je ne sais simplement pas quoi dire...

Ze zeggen dat hij erg rijk was.

On raconte qu'il était pété de tune.

Ik kan daar niks over zeggen.

Je ne peux rien dire à ce sujet.

Jullie moeten beter opletten wat jullie zeggen.

Tu devrais faire plus attention à ce que tu dis.

Je had hem de waarheid moeten zeggen.

Vous auriez dû lui dire la vérité.

Hij had het niet duidelijker kunnen zeggen.

Il n'aurait pas pu le dire plus clairement.


Gerelateerd aan zeggen

woord - opgeven