Vertaling van zicht

Inhoud:

Nederlands
Frans
zicht, gezicht [o], gezichtsvermogen {zn.}
vue  [v] (la ~)
maaien, zichten {ww.}
faucher 

ik zicht
jij zicht
hij/zij/het zicht

je fauche
tu fauches
il/elle fauche
» meer vervoegingen van faucher



Gerelateerd aan zicht

gezicht - gezichtsvermogen - maaien - zichten