Vertaling van zinken

Inhoud:

Nederlands
Frans
dalen, zakken, verzakken, wegzakken, zinken {ww.}
baisser 
s'abaisser 
duiken, onderduiken, zinken {ww.}
couler 
s'immerger
degenereren, ontaarden, verbasteren, verworden, zinken {ww.}
s'abâtardir
afdalen, naar beneden gaan, zinken {ww.}
s'abaisser 
descendre