Vertaling van zoet

Inhoud:

Nederlands
Frans
zoetigheid [v], snoep, snoepgoed, zoet {zn.}
friandise  [v] (la ~)
liefelijk, zacht, zoet {bn.}
doux 
gentil 
suave 
sucré 
boenen, poetsen, polijsten, schuren, wrijven, zoeten {ww.}
polir 

ik zoet
jij zoet
hij/zij/het zoet

je polis
tu polis
il/elle polit
» meer vervoegingen van polir



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Frans

Slaapwel. Droom zoet.

Bonne nuit. Fais de beaux rêves.

Suiker is zoet.

Le sucre est sucré.

De cake smaakt zoet.

Le gâteau a un goût sucré.

Mooie bloemen ruiken niet noodzakelijk zoet.

Les jolies fleurs ne sentent pas nécessairement bon.


Gerelateerd aan zoet

zoetigheid - snoep - snoepgoed - liefelijk - zacht - boenen - poetsen - polijsten - schuren - wrijven - zoeten