Vertaling van zoon
Voorbeelden in zinsverband
Zo vader, zo zoon.
Tel père, tel fils.
Wiens zoon ben jij?
Vous êtes le fils de qui ?
Hij heeft nog een zoon.
Il a un autre fils.
Hoe oud is je zoon?
Quel âge a votre fils ?
Deze CD is van mijn zoon.
Ce CD est à mon fils.
Ze hebben hun zoon John genoemd.
Ils ont appelé leur fils John.
Hij heeft een zoon en twee dochters.
Il a un fils et deux filles.
Hij verloor zijn meest geliefde zoon.
Il a perdu son fils préféré.
Mijn zoon kan al tot honderd tellen.
Mon fils sait déjà compter jusqu'à cent.
Deze CD is van mijn zoon.
Ce CD appartient à mon fils.
Zijn zoon is het afgelopen jaar gestorven.
Son fils est mort l'année dernière.
Ik liet mijn zoon de deur repareren.
J'ai fait réparer la porte par mon fils.
Ik ben zeer trots op mijn zoon.
Je suis très fier de mon fils.
Hij is trots op zijn zoon.
Il est fier de son fils.
Mijn zoon gelooft in de kerstman.
Mon fils croit à Père Noël.