Vertaling van zout

Inhoud:

Nederlands
Frans
zout [o] {zn.}
sel  [m] (le ~)
Mary kookt zonder zout.
Marie fait la cuisine sans sel.
Er is geen zout meer.
Il n'y a plus de sel.
inleggen, inmaken, pekelen, zouten, in het zout leggen {ww.}
saler 

ik zout
jij zout
hij/zij/het zout

je sale
tu sales
il/elle sale
» meer vervoegingen van saler

zouten {ww.}
saler 

ik zout
jij zout
hij/zij/het zout

je sale
tu sales
il/elle sale
» meer vervoegingen van saler



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Frans

Mary kookt zonder zout.

Marie fait la cuisine sans sel.

Zout in iemands wonden wrijven.

Appuyer là où ça fait mal.

Er is geen zout meer.

Il n'y a plus de sel.

Er is geen zout meer.

Il n'y a plus de sel.

Denk je dat een beetje zout de smaak zou verbeteren?

Crois-tu qu'un peu de sel améliorera la saveur ?

Zeewater kun je niet drinken omdat het te zout is.

Tu ne peux pas boire l'eau de mer car elle est trop salée.


Gerelateerd aan zout

inleggen - inmaken - pekelen - zouten - in het zout leggen