Vertaling van zucht

Inhoud:

Nederlands
Frans
zucht [m] {zn.}
plainte  [v] (la ~)
begeerte [v], zucht [v], lust, verlangen, wens, zin [m] {zn.}
souhait  [m] (le ~)
désir  [m] (le ~)
"Wat is je wens?" vroeg het witte konijntje.
"Quel est ton souhait ?" demanda le petit lapin blanc.
tocht [m] (de ~), zuiging [v] (de ~), trek [m] (de ~), zucht [m] (de ~), luchtstroom {zn.}
courant d'air [m] (le ~)
hunkeren, reikhalzen, verlangen, smachten, zuchten, zuchten naar {ww.}
aspirer à 
soupirer 
aspirer 

ik zucht
jij zucht
hij/zij/het zucht

je soupire
tu soupires
il/elle soupire
» meer vervoegingen van soupirer

kermen, zuchten {ww.}
gémir 

ik zucht
jij zucht
hij/zij/het zucht

je gémis
tu gémis
il/elle gémit
» meer vervoegingen van gémir



Gerelateerd aan zucht

begeerte - lust - verlangen - wens - zin - tocht - zuiging - trek - luchtstroom - hunkeren - reikhalzen - smachten - zuchten - zuchten naar - kermenluchtstroom