Vertaling van aanleren

Inhoud:

Nederlands
Italiaans
leren, aanleren {ww.}
imparare

ik zal aanleren
jij zult aanleren
hij/zij/het zal aanleren

io imparerò
tu imparerai
lui/lei/Lei imparerà
» meer vervoegingen van imparare

Ik wil leren zwemmen.
Voglio imparare a nuotare.
Hij wil leren koken.
Vuole imparare a cucinare.


Gerelateerd aan aanleren

leren