Vertaling van aanmaken
Inhoud:
Nederlands
Italiaans
aanmaken, bereiden, toebereiden, voorbereiden {ww.}
preparare
allestire
allestire
ik zal aanmaken
jij zult aanmaken
hij/zij/het zal aanmaken
io preparerò
tu preparerai
lui/lei/Lei preparerà
» meer vervoegingen van preparare
We moeten het eten nog bereiden.
Dobbiamo ancora preparare le cena.
Lucio, sorry maar kan je je eigen ontbijt bereiden?
Lucio, scusa, puoi preparare tu la colazione?
aanmaken, aansteken, doen ontbranden, ontsteken, stoken {ww.}
accendere
ik zal aanmaken
jij zult aanmaken
hij/zij/het zal aanmaken
io accenderò
tu accenderai
lui/lei/Lei accenderà
» meer vervoegingen van accendere
maken, aanmaken, bedrijven, doen, uitbrengen, uitrichten, uitvoeren {ww.}
fare
commettere
commettere
ik zal aanmaken
jij zult aanmaken
hij/zij/het zal aanmaken
io farò
tu farai
lui/lei/Lei farà
» meer vervoegingen van fare
Hij is bang fouten te maken.
Ha paura di commettere errori.
Wat moet ik doen?
Cosa devo fare?
fabriceren, maken, aanmaken, vervaardigen {ww.}
fabbricare
ik zal aanmaken
jij zult aanmaken
hij/zij/het zal aanmaken
io fabbricherò
tu fabbricherai
lui/lei/Lei fabbricherà
» meer vervoegingen van fabbricare