Vertaling van aflezen
Inhoud:
Nederlands
Italiaans
aflezen, checken, controleren, nakijken, surveilleren, toezien {ww.}
controllare
verificare
verificare
ik zal aflezen
jij zult aflezen
hij/zij/het zal aflezen
io controllerò
tu controllerai
lui/lei/Lei controllerà
» meer vervoegingen van controllare
Ik wilde net mijn e-mail gaan controleren.
Volevo solo controllare la mia posta elettronica.