Vertaling van afsluiten
Inhoud:
Nederlands
Italiaans
afsluiten, salderen, vereffenen {ww.}
saldare
ik zal afsluiten
jij zult afsluiten
hij/zij/het zal afsluiten
io salderò
tu salderai
lui/lei/Lei salderà
» meer vervoegingen van saldare
afmaken, afsluiten, beëindigen, besluiten, uitmaken, voleindigen {ww.}
terminare
finire
finire
ik zal afsluiten
jij zult afsluiten
hij/zij/het zal afsluiten
io terminerò
tu terminerai
lui/lei/Lei terminerà
» meer vervoegingen van terminare
op slot doen, sluiten, afsluiten {ww.}
serrare a chiave
afdammen, afsluiten, belemmeren, stuwen, versperren {ww.}
sbarrare
ik zal afsluiten
jij zult afsluiten
hij/zij/het zal afsluiten
io sbarrerò
tu sbarrerai
lui/lei/Lei sbarrerà
» meer vervoegingen van sbarrare
aangaan, afsluiten, contracteren {ww.}
concludere
ik zal afsluiten
jij zult afsluiten
hij/zij/het zal afsluiten
io concluderò
tu concluderai
lui/lei/Lei concluderà
» meer vervoegingen van concludere