Vertaling van al

Inhoud:

Nederlands
Italiaans
al, ook al, zelfs als {zn.}
anche se
Ik ging naar buiten, ook al regende het.
Sono uscita anche se pioveva.
Zelfs als het hard regent, ga ik.
Andrò anche se piove pesantemente.
al, alvast, reeds, alreeds {bw.}
già
al, ofschoon, wel, hoewel, alhoewel {vw.}
benche
sebbene
benché
elk, ieder, iedereen, al, elkeen, iegelijk {onb. vnw.}
ogni
ognuno
tutto


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Italiaans

Is het al dinsdag?

È già martedì?

Ik heb al ontbeten.

Io ho già fatto colazione.

Heb je al geluncht?

Ha già pranzato?

Eind goed, al goed.

Tutto è bene ciò che finisce bene.

Eind goed, al goed.

Tutto è bene ciò che finisce bene.

Is hij al aangekomen?

Lui è già arrivato?

Ik heb al ontbeten.

Io ho già fatto colazione.

Ze zijn er al.

Loro sono già qui.

Hij is al weg.

Lui è già partito.

Het is al zeven uur.

Sono già le 7.

Al de dozen zijn leeg.

Tutte le casse sono vuote.

Hij is al een man.

Ormai è un uomo.

Al de studenten studeren Engels.

Tutte le studentesse studiano l'inglese.

Het maakt al het verschil.

Fa una grande differenza.

Eet al wat ge wilt.

Mangiate quel che vi piace.


Gerelateerd aan al

ook al - zelfs als - alvast - reeds - alreeds - ofschoon - wel - hoewel - alhoewel - elk - ieder - iedereen - elkeen - iegelijk