Vertaling van arbeid
Inhoud:
Nederlands
Italiaans
arbeid , emplooi , werk , karwei {zn.}
lavoro
Ik werk hier.
Lavoro qui.
Ik werk in Milaan.
Lavoro a Milano.
arbeiden, werken {ww.}
lavorare
ik arbeid
io lavoro
» meer vervoegingen van lavorare
Hij heeft het niet nodig te werken.
Lui non deve lavorare.
Het is te warm om te werken.
C'è troppo caldo per lavorare.