Vertaling van gaan

Inhoud:

Nederlands
Italiaans
gaan, kleppen, klinken, overgaan, slaan {ww.}
sonare

wij gaan
jullie gaan
zij gaan

noi soniamo
voi/Voi sonate
loro/Loro suonano
» meer vervoegingen van sonare

gaan, karren, rijden, varen {ww.}
camminare

wij gaan
jullie gaan
zij gaan

noi camminiamo
voi/Voi camminate
loro/Loro camminano
» meer vervoegingen van camminare

gaan, lopen, van stapel lopen, verlopen, zich begeven {ww.}
andare
camminare

wij gaan
jullie gaan
zij gaan

noi andiamo
voi/Voi andate
loro/Loro vanno
» meer vervoegingen van andare

Je moet gaan.
Devi andare.
Ik moest lopen, omdat er geen taxi's waren.
Ho dovuto camminare perché non c'erano taxi.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Italiaans

Vandaag gaan we gaan dansen.

Oggi noi andiamo a ballare.

Naar waar gaan we?

Dove stiamo andando?

Vanavond gaan we dansen.

Stasera andiamo a ballare.

Laten we niet gaan.

Non andiamo!

Ik moet gaan slapen.

Devo andare a dormire.

Wat gaan we worden?

Che sarà di noi?

We moeten gaan.

Noi dobbiamo andare.

Je moet gaan.

Devi andare.

Ik moet gaan winkelen.

Devo andare a far compere.

Ze zullen nooit akkoord gaan.

Loro non saranno mai d'accordo.

Mag ik naar huis gaan?

Posso andare a casa?

Ik wil niet alleen gaan.

Non voglio andare da solo.

Wij moeten naar school gaan.

Dobbiamo andare a scuola.

Laat ons vanmiddag gaan tennissen.

Giochiamo a tennis questo pomeriggio.

Ik wil naar Japan gaan.

Io voglio andare in Giappone.


Gerelateerd aan gaan

kleppen - klinken - overgaan - slaan - karren - rijden - varen - lopen - van stapel lopen - verlopen - zich begeven