Vertaling van gebruiken

Inhoud:

Nederlands
Italiaans
aanwenden, benutten, gebruiken {ww.}
usare
impiegare

wij gebruiken
jullie gebruiken
zij gebruiken

noi usiamo
voi/Voi usate
loro/Loro usano
» meer vervoegingen van usare

Mag ik dit potlood gebruiken?
Posso usare questa matita?
Mag ik deze fiets gebruiken?
Posso usare questa bicicletta?
drinken, gebruiken {ww.}
bere

wij gebruiken
jullie gebruiken
zij gebruiken

noi beviamo
voi/Voi bevete
loro/Loro bevono
» meer vervoegingen van bere

Wat wilt ge drinken?
Cosa vorresti da bere?
Wil je iets te drinken?
Vorrebbe qualcosa da bere?
bikken, gebruiken, eten, vreten, nuttigen {ww.}
mangiare

wij gebruiken
jullie gebruiken
zij gebruiken

noi mangiamo
voi/Voi mangiate
loro/Loro mangiano
» meer vervoegingen van mangiare

Wil je iets eten?
Vorrebbe mangiare qualcosa?
Wanneer kunnen we eten?
Quando possiamo mangiare?
gebruik (mv. gebruiken) [o], gewoonte, usance {zn.}
abitudine
costume
gebruik (mv. gebruiken) [o], genot {zn.}
uso
impiego
Dat is het woordenboek dat ik alle dagen gebruik.
Questo è il dizionario che uso ogni giorno.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Italiaans

Ik moet medicijnen gebruiken.

Devo prendere delle medicine.

Mag ik dit potlood gebruiken?

Posso usare questa matita?

Mag ik deze fiets gebruiken?

Posso usare questa bicicletta?

Mag ik jouw telefoon gebruiken?

Posso utilizzare il tuo telefono?

Mag ik jouw telefoon gebruiken?

Posso utilizzare il tuo telefono?

Er zijn vele oude gebruiken in Japan.

In Giappone ci sono molte usanze antiche.

Je mag altijd mijn woordenboek gebruiken.

Puoi usare il mio dizionario quando vuoi.

Alleen zij kan de computer gebruiken.

Solo lei può usare il computer.

Weet je hoe je een woordenboek moet gebruiken?

Sapete come utilizzare un dizionario?

Het is een voordeel een computer de kunnen gebruiken.

È un vantaggio saper usare un computer.


Gerelateerd aan gebruiken

aanwenden - benutten - drinken - bikken - eten - vreten - nuttigen - gebruik - gewoonte - usance - genot