Vertaling van gebruiken
impiegare
wij gebruiken
jullie gebruiken
zij gebruiken
noi usiamo
voi/Voi usate
loro/Loro usano
» meer vervoegingen van usare
wij gebruiken
jullie gebruiken
zij gebruiken
noi beviamo
voi/Voi bevete
loro/Loro bevono
» meer vervoegingen van bere
wij gebruiken
jullie gebruiken
zij gebruiken
noi mangiamo
voi/Voi mangiate
loro/Loro mangiano
» meer vervoegingen van mangiare
costume
impiego
Voorbeelden in zinsverband
Ik moet medicijnen gebruiken.
Devo prendere delle medicine.
Mag ik dit potlood gebruiken?
Posso usare questa matita?
Mag ik deze fiets gebruiken?
Posso usare questa bicicletta?
Mag ik jouw telefoon gebruiken?
Posso utilizzare il tuo telefono?
Mag ik jouw telefoon gebruiken?
Posso utilizzare il tuo telefono?
Er zijn vele oude gebruiken in Japan.
In Giappone ci sono molte usanze antiche.
Je mag altijd mijn woordenboek gebruiken.
Puoi usare il mio dizionario quando vuoi.
Alleen zij kan de computer gebruiken.
Solo lei può usare il computer.
Weet je hoe je een woordenboek moet gebruiken?
Sapete come utilizzare un dizionario?
Het is een voordeel een computer de kunnen gebruiken.
È un vantaggio saper usare un computer.