Vertaling van huizen

Inhoud:

Nederlands
Italiaans
gevestigd zijn, huizen, resideren, wonen {ww.}
dimorare
stare
abitare

wij huizen
jullie huizen
zij huizen

noi dimoriamo
voi/Voi dimorate
loro/Loro dimorano
» meer vervoegingen van dimorare

familie [v], gezin [o], huis (mv. huizen) [o], huisgezin [o] {zn.}
famiglia
We zijn haast een gezin.
Siamo quasi una famiglia.
Ik heb een groot gezin.
Ho una grande famiglia.
geslacht [o], huis (mv. huizen) [o], pand [o], familie [v] {zn.}
casa [v]
Dat huis is groot.
Quella casa è grande.
Dit is hun huis.
Questa è casa loro.


Gerelateerd aan huizen

gevestigd zijn - resideren - wonen - familie - gezin - huis - huisgezin - geslacht - pand