Vertaling van opendoen
Inhoud:
Nederlands
Italiaans
opendoen, openen, openmaken {ww.}
aprire
ik zal opendoen
jij zult opendoen
hij/zij/het zal opendoen
io aprirò
tu aprirai
lui/lei/Lei aprirà
» meer vervoegingen van aprire
Mag ik het raam opendoen?
Posso aprire la finestra?
Kunt u het venster openen?
Ti dispiace aprire la finestra?