Vertaling van opsplitsen
Inhoud:
Nederlands
Italiaans
afbreken, delen, splitsen, opsplitsen, verdelen {ww.}
dividere
ik zal opsplitsen
jij zult opsplitsen
hij/zij/het zal opsplitsen
io dividerò
tu dividerai
lui/lei/Lei dividerà
» meer vervoegingen van dividere