Vertaling van praten

Inhoud:

Nederlands
Italiaans
babbelen, keuvelen, praten {ww.}
chiacchierare

wij praten
jullie praten
zij praten

noi chiacchieriamo
voi/Voi chiacchierate
loro/Loro chiacchierano
» meer vervoegingen van chiacchierare

Ik ben er, wil je praten?
Sono qui, volete chiacchierare?
spreken, praten {ww.}
parlare

wij praten
jullie praten
zij praten

noi parliamo
voi/Voi parlate
loro/Loro parlano
» meer vervoegingen van parlare

Kunnen we praten?
Riusciamo a parlare?
Engels spreken is nuttig.
Parlare l'inglese è utile.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Italiaans

Kunnen we praten?

Riusciamo a parlare?

Tom wil niet erover praten.

Tom non ne vuole parlare.

Italianen praten zelden over politiek.

Gli italiani parlano raramente di politica.

Laten we er na school over praten.

Parliamone dopo la scuola.

Ik ben er, wil je praten?

Sono qui, volete chiacchierare?

Met wie was je aan het praten?

Con chi stava parlando?

Ik wil iemand om mee te praten.

Voglio qualcuno con cui parlare.

Ze begon tegen de hond te praten.

Cominciò a parlare al cane.

Ik probeerde in het Chinees te praten en mijnheer Wang probeerde in het Frans te praten.

Io provavo a parlare in cinese e il signor Wang provava a parlare in francese.

Ik kan over alles praten met mijn beste vriend.

Io posso parlare di qualsiasi cosa con la mia migliore amica.

Het is onbeleefd tijdens een concert te praten.

È maleducato parlare durante un concerto.

Je hebt de neiging om te snel te praten.

Hai la tendenza a parlare troppo veloce.

Ik wou dat ik meer tijd had om met haar te praten.

Vorrei aver avuto più tempo per parlare con lei.

Hij kan geen woord Frans, maar hij kan wel Engels praten alsof het zijn moedertaal is.

Lui non sa dire una parola di francese, però in compenso parla l'inglese come un nativo.


Gerelateerd aan praten

babbelen - keuvelen - spreken