Vertaling van tellen

Inhoud:

Nederlands
Italiaans
tellen, aftellen, neertellen {ww.}
contare

wij tellen
jullie tellen
zij tellen

noi contiamo
voi/Voi contate
loro/Loro contano
» meer vervoegingen van contare

Ze is nog maar twee jaar, maar ze kan al tot 100 tellen.
Ha solo due anni, ma sa già contare fino a cento.
Ze is nog maar twee jaar, maar ze kan al tot 100 tellen.
Lei ha solo due anni ma è capace a contare fino a 100.
calculeren, rekenen, berekenen, tellen, uitrekenen {ww.}
calcolare

wij tellen
jullie tellen
zij tellen

noi calcoliamo
voi/Voi calcolate
loro/Loro calcolano
» meer vervoegingen van calcolare

achting [v], tel (mv. tellen) [m] {zn.}
rispetto
stima
riguardo
considerazione [v]
seconde [v], tel (mv. tellen) [m] {zn.}
secondo
pols, polsslag, tel (mv. tellen) [m] {zn.}
polso


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Italiaans

Er staan zoveel sterren aan de hemel, ik kan ze niet allemaal tellen.

Ci sono così tante stelle nel cielo, non posso contarle tutte.

Ze is nog maar twee jaar, maar ze kan al tot 100 tellen.

Ha solo due anni, ma sa già contare fino a cento.

Ze is nog maar twee jaar, maar ze kan al tot 100 tellen.

Lei ha solo due anni ma è capace a contare fino a 100.


Gerelateerd aan tellen

aftellen - neertellen - calculeren - rekenen - berekenen - uitrekenen - achting - tel - seconde - pols - polsslag