Vertaling van vissen
Inhoud:
Nederlands
Italiaans
vissen {ww.}
pescare
wij vissen
jullie vissen
zij vissen
noi peschiamo
voi/Voi pescate
loro/Loro pescano
» meer vervoegingen van pescare
Hij houdt van vissen.
Gli piace pescare.
Zij houdt erg van vissen.
Lei ama pescare.
vis (mv. vissen) {zn.}
pesce
Ik hou van vis.
Mi piace il pesce.
Ik ben allergisch voor vis.
Sono allergica al pesce.
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Italiaans
Hij houdt van vissen.
Gli piace pescare.
Zij houdt erg van vissen.
Lei ama pescare.
Vissen leven in het water.
I pesci vivono nell'acqua.
We gaan van tijd tot tijd vissen.
Noi andiamo a pescare una volta ogni tanto.
Ik ben gisteren in de rivier gaan vissen.
Ieri sono andato a pescare al fiume.