Vertaling van voorbij

Inhoud:

Nederlands
Italiaans
afgelopen, laatstleden, verleden, verschenen, vervlogen, voorbij {bn.}
passato


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Italiaans

Drie weken gingen voorbij.

Passarono tre settimane.

De zomer is voorbij.

L'estate è finita.

Is het allemaal echt voorbij?

È davvero tutto finito?

De lente is voorbij en de zomer begint.

La primavera è passata e comincia l'estate.

Ik bleef mezelf voorhouden dat het allemaal gauw voorbij zou zijn.

Ho continuato a ripetermi che tutto sarebbe finito presto.


Gerelateerd aan voorbij

afgelopen - laatstleden - verleden - verschenen - vervlogen