Vertaling van wagen
Inhoud:
Nederlands
Italiaans
kans lopen, op het spel zetten, risico lopen, riskeren, wagen {ww.}
arrischiare
wij wagen
jullie wagen
zij wagen
noi arrischiamo
voi/Voi arrischiate
loro/Loro arrischiano
» meer vervoegingen van arrischiare
bestaan, durven, wagen {ww.}
osare
wij wagen
jullie wagen
zij wagen
noi osiamo
voi/Voi osate
loro/Loro osano
» meer vervoegingen van osare
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Italiaans
Hij heeft een buitenlandse wagen.
Ha un'auto straniera.
Mijn vader en meneer Kimura hebben dezelfde wagen.
Mio padre ha la stessa automobile del signor Kimura.
Jij bent het derde wiel aan de wagen.
Tu sei l'ultima ruota del carro.