Vertaling van water

Inhoud:

Nederlands
Italiaans
water [o] {zn.}
acqua
Er komt geen water uit de douche.
Non esce acqua dalla doccia.
IJs wordt water wanneer het smelt.
Quando il ghiaccio si scioglie, diventa acqua.
bevloeien, gieten, begieten, sproeien, besproeien, wateren, water geven {ww.}
bagnare
innaffiare
annaffiare

ik water

io bagno
» meer vervoegingen van bagnare



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Italiaans

Ik drink geen water.

Io non bevo dell'acqua.

Ik wil water.

Voglio dell'acqua.

Water is doorzichtig.

L'acqua è trasparente.

Het water werd gezuiverd.

L'acqua è stata pulita.

Katoen neemt water op.

Il cotone assorbe l'acqua.

Katoen neemt water op.

Il cotone assorbe l'acqua.

Suiker lost op in water.

Lo zucchero si scioglie nell'acqua.

Een spons neemt water op.

Una spugna assorbe l'acqua.

Vissen leven in het water.

I pesci vivono nell'acqua.

Het water in het meer is fris.

L'acqua del lago è fresca.

Mijn hand is in warm water.

La mia mano è nell'acqua calda.

Mag ik alstublieft een glas water?

Un bicchiere d'acqua, per piacere.

Je moet geen stilstaand water drinken.

Non dovrebbe bere l'acqua stagnante.

Water en lucht zijn allebei fluïda.

L'acqua e l'aria sono entrambe dei fluidi.

De melk was verdund met water.

Il latte è stato adulterato con dell'acqua.


Gerelateerd aan water

bevloeien - gieten - begieten - sproeien - besproeien - wateren - water geven