Vertaling van weg
via
corsia
pista
cammino
Voorbeelden in zinsverband
Hij is al weg.
Lui è già partito.
Hij keek weg.
Distolse lo sguardo.
De jongen liep weg.
Il ragazzo corse via.
De weg is lang.
La strada è lunga.
Laat onnodige woorden weg!
Ometti le parole inutili.
Je staat in de weg.
Sei dalla mia parte.
Ver (weg)
Lontano
Kan je me de weg wijzen?
Potete spiegarmi la strada?
De stad wil de weg verlengen.
La città vuole prolungare la strada.
Waar een wil is, is een weg.
Volere è potere.
Waarom probeer je weg te lopen?
Perché provate a correre via?
De laatste trein is al weg.
L'ultimo treno è già partito.
De weg loopt van Tokio tot Osaka.
La strada va da Tokyo a Osaka.
De weg loopt parallel aan de rivier.
La strada costeggia il fiume.
Ze begon te schreeuwen, en ik liep weg.
Ha iniziato a urlare e sono scappato via.